Het gezamenlijk gezag eindigt:
– als het kind meerderjarig wordt;
– bij overlijden van de ouder of de niet-ouder. Indien de niet-ouder overlijdt oefent de ouder daarna alleen het gezag uit. Overlijdt de ouder, dan oefent de niet-ouder van rechtswege de voogdij (alleen) uit;
– indien een ouder of de niet-ouder onbevoegd is geworden tot het gezag, bijvoorbeeld door ondercuratelestelling. De andere ouder of de niet-ouder oefent gedurende de onbevoegdheid alleen het gezag uit;
– door uitspraak van de rechter op verzoek van de ouder en/of de niet-ouder. De grond van dit verzoek moet zijn dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden of dat bij de toekenning van het gezag van onjuiste gegevens is uitgegaan;
– door ontheffing of ontzetting van de ouder of de niet-ouder uit het gezag.
Ontheffing of ontzetting
Indien in het laatste geval de ouder van het gezag wordt ontheven of daaruit wordt ontzet wordt eerst de andere ouder – indien die er is – in de gelegenheid gesteld om te verzoeken met het gezag te worden belast. Alleen als deze het verzoek niet doet of als dit verzoek wordt afgewezen, wordt de niet-ouder met het gezag belast.